Inzicht in de financiële vermogenspositie van de gemeente Heeze-Leende
Deze uitleg en de normen die hierin vermeld staan komen van Jan van der Lei, Financieel economisch adviseur bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Grafieken zijn gemaakt op basis van de getallen uit de jaarstukken en de begrotingen van de gemeente Heeze-Leende.
Een goed kengetal om de hoogte van de schulden van een gemeente te beoordelen is de netto schuld als aandeel van de inkomsten. De hoogte van de inkomsten bepaalt namelijk in belangrijke mate hoeveel schulden een gemeente kan dragen. Hoe hoger het inkomen des te meer schuld een gemeente kan aangaan. Dit kengetal uitgedrukt in procenten wordt de netto schuldquote genoemd. Voor de inkomsten in de noemer moet voor dit kengetal worden uitgegaan van de inkomsten voor de bestemming van de reserves. De inzet van reserves op de exploitatie zijn geen inkomsten. Reserves op de balans zijn immers geen geld. Reserves hebben geen financieringsfunctie maar een bufferfunctie. De formule voor de netto schuldquote luidt:
(langlopende schulden + kortlopende schulden + crediteuren + overlopende passiva) -/- (langlopende uitzettingen + kortlopende vorderingen + liquide middelen + overlopende activa) / inkomsten voor bestemming balansreserves
Voor een gemeente geldt dat het licht op rood springt als de netto schuldquote boven de 130% uitkomt. Er is dan sprake van een zeer hoge schuld. Omgerekend komt dit percentage ongeveer overeen met het Europese schuldplafond van 60% van het bruto binnenlands product zoals dat voor de lidstaten van de Europese Unie geldt. Al bij een netto schuldquote boven de 100% springt het licht voor een gemeente op oranje. Er blijft dan weinig leencapaciteit over om de gevolgen van financiële tegenvallers door bijvoorbeeld een economische recessie op te vangen.
Normaal bevindt de netto schuldquote van een gemeente zich ergens tussen de 0% en 100%. Afhankelijk of een gemeente net grote investeringen achter de rug heeft, is de netto schuldquote hoger of lager. Ook kan het voorkomen dat een gemeente nog niet lang geleden een grote meevaller heeft gehad. Bijvoorbeeld door de verkoop van aandelen in een energiebedrijf. Het kan er toe leiden dat een gemeente een tijd lang geen netto schuld heeft.
De hoogte van de schuld is een politieke keuze, maar mag de schuld niet zo hoog oplopen dat de houdbaarheid van de gemeentefinanciën in gevaar komt. De genoemde 130% norm voor de netto schuldquote is een grove indicatie voor een te hoge schuld. De norm houdt in dat een gemeente een netto schuldquote ruim onder de 130% moet hebben om bij een grote investering of voor het opvangen van de gevolgen van een recessie niet boven dit plafond uit te stijgen. Vandaar dat het licht al boven de 100% op oranje staat.
Het kengetal netto schuldquote is wel gevoelig voor schommelingen in inkomsten bijvoorbeeld door taakwijzigingen van rijkswege. Er ontstaat dan een noemer effect. Bij een grote stijging van de inkomsten door extra taken voor de gemeente kan tijdelijk een naar beneden vertekend beeld van de netto schuldquote ontstaan.
Niet alle schulden drukken op de exploitatie
Het schuldplafond voor de netto schuldquote van 130% is zoals opgemerkt een grove indicatie. Voor een goed oordeel over de hoogte van de netto schuldquote van een gemeente is een diepere analyse nodig. Twee belangrijke factoren nuanceren het beeld. Ten eerste kan een grote portefeuille uitgeleende gelden aan derden en aan verbonden partijen het beeld vertekenen. Ten tweede kunnen grote voorraden bouwgrond (inclusief bouwgrond in exploitatie) het beeld vertekenen.
Bij de uitgeleende gelden wordt door een gemeente de rente op de schulden die hier tegenover staan, doorberekend. Met de aflossingen op deze uitgeleende gelden kunnen de schulden op hun beurt worden afgelost. Voor het bedrag aan uitgeleend gelden veroorzaken de schulden per saldo geen lasten op de exploitatie. De uitgeleende gelden zijn niet meegenomen in de definitie van de netto schuldquote.
De uitgeleende gelden kunnen als een aandeel van de inkomsten worden uitgedrukt. Dat levert het kengetal de uitleenquote op. Deze uitleenquote laat zich makkelijk verrekenen met de netto schuldquote door hem simpelweg er van af te trekken. Wel wordt een risico op deze uitgeleende gelden gelopen. Het zijn in de regel niet de kredietwaardigste partijen aan wie een gemeente geld uitleent. Het is de reden om ze apart van de netto schuldquote te houden. Daarbij zijn het geen vrije middelen die behoren tot het werkkapitaal, maar geldmiddelen die zijn ingezet voor de publieke taak. En een deel is uitgeleend aan verbonden partijen. De gemeente staat in de regel garant voor deze verbonden partijen. Het is bij consolidatie van deze verbonden partijen maar de vraag of de schuld van de gemeente daalt. Die kan bij consolidatie van de verbonden partijen ook stijgen.
Bij de voorraden bouwgrond wordt onder normale condities de rente van de financiering voor de aankoop bijgeschreven bij de voorraad. De rente drukt zodoende niet op de exploitatie. Bij de verkoop van de kavels worden de rentekosten van deze schulden goed gemaakt. En ook worden met de verkoopopbrengst de leningen afgelost. De schulden aangegaan voor de aankoop van bouwgrond veroorzaken bij een winstgevend bouwplan per saldo geen lasten op de exploitatie. De voorraden bouwgrond (inclusief bouwgrond in exploitatie en overige voorraden) kunnen als een aandeel van de inkomsten worden uitgedrukt. Dat levert het kengetal de voorraadquote op. Ook deze voorraadquote laat zich makkelijk verrekenen met de netto schuldquote door hem simpelweg er van af te trekken.
Wel wordt op de voorraden bouwgrond een risico gelopen. Het is altijd maar de vraag of de gemeente te zijner tijd de bouwgrond met winst kan verkopen om de geactiveerde rentekosten goed te maken en de schulden voor de aankoop volledig af te lossen. Als dit niet het geval is, blijft de gemeente na de verkoop met een deel van de schulden zitten.
Bij een meer dan gemiddelde voorraad bouwgrond of een grote portefeuille uitgeleend geld is een netto schuldquote hoger dan 130% minder alarmerend. Omgekeerd springt het licht bij een gemeente zonder uitgeleende gelden en geen voorraden bouwgrond ruim onder de 130% op rood. Een handige wijze om de kengetallen netto schuldquote, uitleenquote en voorraadquote in bijvoorbeeld de begroting of de jaarrekening weer te geven is met een staafdiagram. Door de ontwikkeling in achtereenvolgende jaren achter elkaar te zetten krijg je in een oogopslag goed zicht op het verloop van de financiële vermogenspositie van de gemeente.
De bovenste grafiek hieronder geeft het verloop van de netto schuldquote, de uitleenquote en de voorraadquote van de gemeente Heeze-Leende. De rode balken geven de ontwikkeling van de netto schuldquote in de tijd weer. De groene balken geven de ontwikkeling van de uitleenquote weer en de blauwe balken de ontwikkeling van de voorraadquote.
Door de uitleenquote en de voorraadquote van de netto schuldquote af te trekken krijg je de schuld die werkelijk op de exploitatie drukt. In de onderste grafiek hierbonder bedraagt de netto schuldquote in 2020 een 57%. Daarnaast bedraagt de uitleenquote 24% en de voorraadquote 3%. Je kunt op grond van deze cijfers zeggen dat de effectieve schuldquote van de gemeente Heeze-Leende waarvan de lasten daadwerkelijk op de exploitatie drukken 30% bedraagt, zie de onderste grafiek hieronder.
Vanzelfsprekend geldt voor de effectieve schuldquote niet het eerder genoemde schuldplafond van 130% als kritische grens voor de hoogte van de netto schuldquote. Die grens is gebaseerd op een netto schuld inclusief leningen voor een gemiddelde portefeuille uitgeleende gelden en een gemiddelde omvang van de voorraden bouwgrond. Voor de effectieve schuldquote ligt het schuldplafond aanzienlijk lager.